MET OOSTENWIND

MET OOSTENWIND

 

‘t Dorre grasland bruin, de hemel strak en open,

’n Friese toendra drooggevallen bij min elf,

doorkruisten wij nog onvermoeid en als vanzelf,

met oostenwind van Balk naar Hindeloopen.

 

We dansten ijzerscherp en schaamteloos veerkrachtig,

geruisloos, bijna zwevend over ’t ijs.

We waanden ons in ’t aardse paradijs,

’n euforie elk tijdsbesef te machtig.

 

En elke scheur schonk ons krediet, want echte mannen vallen niet,

we gleden voort.

Werd met geluk in overvloed ’n extra dosis overmoed

aangeboord?

 

Reeds trok de westerzon kille nevels uit ’t riet,

’t verraderlijke zweet werd almaar klammer,

de soepele knieën en de sterke ruggen strammer.

Vervloekt ’t bramig staal dat ons verried

 

We krasten voort, kordaat maar anoniem,

met oostenwind van Harns naar Bartlehiem.

We krasten voort, kordaat maar anoniem,

met oostenwind van Harns naar Bartlehiem,

met oostenwind van Harns naar Bartlehiem

 

2005