ANTHONIUSPLAATS
Ik woonde met m’n rug tegen de muur van ’t oudste huis
Zo werd ‘r soms door sommigen beweerd
De kelders waakten vroeger over oude Franse wijnen
Dat stond nog op de gevel genoteerd.
De verf hing aan flarden van de sloophouten kozijnen
De tijd had zich genesteld in de muur
Door de kieren in de poort rook je de legerdump van Jopie
De muffe geur van uitgeslagen leer.
Maar tussen ’t oudste huis en ’t tuintje van de nonnen
Lag ’n stadsoase van doorgeschoten groen
Onder ’t gieren van de zwaluwen, de merels en ’n roodstaart
Winterprinsjes die je bijna pakken kon.
Vluchtend voor de herrie van de Eiermarktse kermis
De hoek om naar de Ottengas
Omlaag naar ’t Balkon en dan verder langs de trappen
Waar eens ’t volle leven was.
Oog in oog met de restanten van lang vergane glorie
De helft van de oude stad lag braak
Met hier en daar nog wat gebouwen zonder ruiten
Holle kiezen in ’n rotte onderkaak.
Maar de gaten zijn gevuld met nieuwe huizen en plantsoenen
En soms historie als j’r goed op let
Hier en daar nog ’n herinnering aan vroeger
Maar de klok die kan niet teruggezet.
Ik woonde met m’n rug tegen de muur van ’t oudste huis
Zo wordt nog steeds door sommigen beweerd
Jopie’s dump werd ’n exotisch restaurant
Ik heb ‘r wel ‘ns tijdloos gedineerd.
2018