DE BRUG BIJ LENT

DE BRUG BIJ LENT

 

In de file op de brug bij Lent,

bijna thuis maar nog niet helemaal.

Vol verlangen naar de overkant,

vastgelopen in ’n fuik van staal.

En de prooi ligt voor ’t grijpen,

maar je kunt ‘r net niet bij,

als je denkt dat je ‘r bijna bent.

In de file op de brug bij Lent.

 

Was ik maar één van die ganzen, desnoods ’n meeuw,

ik sloeg m’n vleugels uit en ik steeg omhoog,

dan draaide ik nog ’n rondje boven die armetierigheid,

en vloog ik naar de overkant, snel en moeiteloos.

 

In de file op de brug bij Lent,

bijna thuis maar nog niet helemaal.

‘tIs te hopen dat de brug ’t houdt

boven ’t koude water van de Waal.

Niemand weet hoe lang ’t zal duren,

claxonneren heeft geen zin.

Wanneer je thuiskomt dat is onbekend.

In de file op de brug bij Lent.

 

Dát ik hier niet alleen sta is ’n schrale troost.

De sores van de anderen laten me koud.

En al die ontevreden, nare tronies om me heen.

Ik zie ze niet, ik wil ze niet, ik wil naar huis, naar jou.

 

In de file op de brug bij Lent,

bijna thuis maar nog niet helemaal.

Vol verlangen naar de overkant,

vastgelopen in ’n fuik van staal.

En de prooi ligt voor ’t grijpen,

maar je kunt ‘r net niet bij,

als je denkt dat je ‘r bijna bent.

In de file op de brug bij Lent.

 

2008