ZATERDAGMIDDAG
Zaterdagmiddag, lijn zeven stopt walmend
Stinkende rook aan de rand van ’t plein
Piepende remmen geven ’t teken
Dat weer vijftig mensen gekomen zijn
Van de rand van de stad waar j’ alleen maar kunt dromen
Tuinen bestaan uit ’n stukje balkon
Ontvluchten de mensen met ’t loon van die vrijdag
Op zaterdagmiddag ’t grijze beton.
Ik loop door de winkelstraatpromenade
Trottoirs zonder rand aan elkaar gegroeid
Waar vroeger nog dagelijks auto’s scheurden
Staan nu plantenbakken waar onkruid in bloeit
Tussen lege colablikjes, onder ’n laag mayonaise met friet
Daarnaast slijt ’n jongen reclamefolders
Kijkt me aan, maar ik wil ze niet.
De zon schijnt, op de terrasjes zitten jongens en meisjes mooi te zijn
’n Lachende kroegbaas, ’n knaak voor ’n pilsje
Zaterdagmiddag: ’t leven is fijn
Op de hoek van de straat speelt ’n straatmuzikante
Ze wordt argwanend getolereerd
Dit soort afwijkende, speelse gedraging
Wordt meestal afwijzend de rug toegekeerd.
Bepakt en bezakt, volle tassen, lege beurzen en portemonnees
In ’t hoofd nog de echo van rinkelende kassa’s
’t Is weer ’n fijne middag geweest
Ik baan me ’n weg etalages ontwijkend
’t Loopt al weer tegen ’n uur of vijf
Ik heb ’t gehaald zonder iets te kopen
maar zwetend over m’n hele lijf.
1982